Klein leed

Elly van WijnbergenFragmenten

‘Hoe is het met je?’ ‘Goed.’ ‘Goed of heel goed?’ ‘Heel goed.’ ‘Dus geen enge dromen meer.’ ‘Nee.’ ‘Mooi!’ Haar beentjes zwaait ze om en om onder de stoel. ‘Of eigenlijk, ik heb wel een probleem waar ik graag over wil praten…’ ‘En dat is…’ ‘Er ligt al week lang een boterham in mijn kastje op school.’ Ik schiet in de lach. Haar moeder schiet ook in de lach. ‘Ja, en die stinkt, dus ik durf het kastje niet open te doen.’ ‘En wat zat er op die boterham?’ ‘Worst.’