Hij was 3 en had een BDE

Elly van WijnbergenFragmenten

[bigletter custom_class=””]Hij is boos en in zichzelf gekeerd, nadat hij op 3-jarige leeftijd van het klimrek was gevallen, met zijn hoofd net naast de rubberen tegels.

Volgens de moeder had hij een BDE (bijna-doodervaring), waarover hij haar één keer heeft verteld, vlak na het ontwaken uit zijn coma. Hij vertelde over mama die bij hem stond en huilde toen hij was gevallen. Over papa die in het huis ging bellen naar de dokter. Over de helikopter die was gekomen en hem had meegenomen naar de kamer met de dokters in de witte jassen die druk over hem praatten. Hij omschreef de kamer waarin hij tijdens zijn coma verbleef en wat daarin was gebeurd tot in detail.
Ook vertelde hij dat hij van opa terug moest naar de aarde om mama te helpen. Zijn had hem nodig, had opa gezegd.
Hij was boos op opa omdat hij niet verder met hem mee mocht het restaurant in, zoals hij het zelf noemde.

Hij kon het allemaal niet weten, vertelt moeder. Althans, niet bewust. Het was immers pas dagen later dat hij op een andere kamer uit zijn coma was ontwaakt. Daarbij had hij haar vader bij leven nooit gekend, maar wees hem na het ongeluk aan als dé opa op de oude foto in de huiskamer van haar broer.

Inmiddels is hij vijf jaar oud. Behalve zijn onrust en boze buien die steeds ongecontroleerder worden maakt moeder zich vooral ook zorgen over zijn gevoeligheid. Ze voelt en vermoedt dat de aanwezigheid van haar overleden vader een rol is gaan spelen, terwijl hij er niet meer over praat.
Maar hoezeer ze ook probeert er met haar zoontje over te praten. Hij laat niemand meer toe in zijn beleving, ook zijn moeder niet.

Wat schuchter komt hij binnen in mijn praktijk.
Op de kruk begint hij al snel te vertellen over het klimrek en wat daar is gebeurd, over de helipkopter die landde en hem meenam naar de kamer met de dokters in de witte jassen. Opa vindt hij niet meer lief.
‘Waarom vind je opa niet meer lief?
‘Hij komt op mijn kamer als ik wil slapen en dat wil ik niet. ‘

Als hij in de stoel ligt leg ik mijn hand op zijn buik om zijn ademhaling te controleren.
‘Heb je opa verteld dat je het niet fijn vind als hij komt?’ vraag ik.
Hij knikt nee alsof dat niet eerder in hem is opgekomen.
Ik vertel hem over het ademhalen. Dat hij zelf mag beslissen of opa op zijn kamer mag of niet. Dat, als opa niet goed wil luisteren, hij tot ver in zijn buik kan ademen, waardoor hij opa niet meer zal voelen of zien, als hij dat niet wil.
We oefenen samen in het bollen van onze buiken.
Hij is er best goed in. Kinderen zijn er over het algemeen best goed in wanneer we dit samen oefenen.

De week erna komt hij opnieuw in mijn praktijk
‘Hoe gaat het met je? vraag ik.
‘Goed.’
‘Niet meer boos geweest?’
‘Nee’
‘Opa nog gezien?’
‘Nee. ‘
‘Goed op je buik gelet dus.’
Hij knikt trots en volmondig.[/bigletter]