Ik schrik me te pletter

Elly van WijnbergenFragmenten

Ze kijkt wat verbaasd naar de muur achter mij.
Ik kijk achterom om te kijken waarnaar zij kijkt.
Ze leest hardop: ‘HBO Paranormaal therapeut?’
Ik zie dat ze schrikt van wat ze leest op het ingelijste diploma aan de wand.
‘Je zegt het alsof je ervan schrikt,’ zeg ik.
‘Nou, ik schrik me te pletter.’ Ze legt haar hand op haar open mond.

Haar kapster had haar geadviseerd naar mij toe te gaan.
‘Ga maar naar Elly’, had die gezegd, ‘Dan komt het wel goed.’ En dat klonk zo overtuigd dat ze er als vanzelfsprekend vanuit was gegaan, mede door het verhaal dat de kapster haar over mij vertelde, dat ik een soort psycholoog of psychiater zou zijn. In elk geval geen alternatief genezer.

De kapster stuurt met regelmaat mensen naar mijn praktijk vanuit haar overtuiging dat wat zij zelf heeft ervaren ook goed is voor die ander, en die overtuiging is inmiddels uitgegroeid tot een wat nochalante kreet als: ‘Oh, ga maar naar Elly’, alsof iedereen weet wat Elly doet.

Daar zit ze dan, geschrokken van het feit dat ze weer bij iemand terecht is gekomen uit het alternatieve circuit, en daar heeft ze geen fijne ervaring mee. Wat een misverstand…
Ze kijkt me nog steeds wat verschrikt aan omdat ze wel begrijpt dat ik begrijp dat dit niet de bedoeling is.
‘Ja, ik wil niet zeggen dat jij mij niet kan helpen of zo, maar ik wil dit eigenlijk helemaal niet. Goh, ik voel me nu wel heel erg lullig,’ zegt ze.
‘Dat hoeft niet, hoor. Als je het niet wilt moet je het niet doen. Niet voor mij in elk geval. Maar heb je een idee wat ik doe als paranormaal therapeut?’
‘Nee, eigenlijk niet.’
‘Wil je het weten?’
Ze knikt.

Ik leg haar uit dat ze mag praten over haar probleem, maar dat het niet noodzakelijk is. Dat ik wel mensen help met psychische problemen, een arts soms ook wel naar mij doorverwijst, maar dat energie ook stilzwijgend zijn werk kan doen, dat ik altijd een energetische behandeling doe door met mijn handen de energie zo goed mogelijk in balans te brengen, hetgeen men ook wel magnetiseren noemt. Daarbij kan informatie vrij komen waar ik dan wel of niet met haar over praat. Ik vertel ook dat ze zich niet bezwaard hoeft te voelen om weg te gaan. Dat het niet om mij gaat, maar om haar eigen welzijn.
Ze kijkt me aan, haar blik is rustig.
‘Nee’, zegt ze vastbesloten. ‘Ik wil blijven. Het voelt goed. Ik geef het een kans.’
Ze vertelt over haar probleem en ik vertel haar mijn visie.
Als de behandeling klaar is zegt ze voldaan: ‘Blij dat ik gebleven ben.’
Ze maakt een nieuwe afspraak.

Inmiddels komt ze elke week en groeit. Ze absorbeert de informatie die ik haar geef als geen ander en brengt het in praktijk.
Haar opmerking: ‘Ja, hij is weer binnen,’ wordt een ritueel dat volgt op de uitleg van mijn visie over haar proces, waarna ik haar met open hand verwijs naar de kruk om de behandeling af te ronden. Telkens is ze weer benieuwd wat ik in haar energie voel, en of ik ook voel dat het zo goed met haar gaat.
Ze werkt hard aan haar proces van ontwikkeling, en het werpt vruchten af. Dan gaat het goed, beaam ik.

Als ze na een jaar nog maar eens in de vier weken komt groeit ze nog steeds. En omdat ze zo groeit en wil blijven groeien heeft ze telkens een nieuw dilemma waar ze in haar groei tegenaan loopt. En elke keer vraagt ze: ‘Ik mag toch nog wel blijven komen?’
Ze weet inmiddels dat ik mensen niet langer laat komen dan nodig is, maar ze lijkt het telkens even zeker te willen stellen en kijkt dan opgelucht als ik mijn agenda weer pak.
‘Je mag komen zolang je wilt en zolang ik je iets te vertellen heb. Als ik je niets meer te melden heb vervalt vanzelf je interesse.’
‘Bedankt weer. Het was fijn.’
Ik knik, ze bezorgt ook mij een warm gevoel.