Doodeng of de normaalste zaak van de wereld

Elly van WijnbergenFragmenten

Een moeder vertelt me gister tijdens een consult dat haar zoontje van twee personen ziet die zij niet ziet. Afwisselend met zijn handjes voor zijn oogjes en er weer af, zegt hij dan: ‘Ik zie ze wel, ik zie ze niet, ik zie ze wel, ik zie ze niet.’
Ook zegt hij met regelmaat: ‘Ha opa.’ En dan zwaait hij naar ‘iets’ in de kamer. Maar hij heeft zijn opa nooit gezien, want die is overleden.

‘Ik vind het doodeng,’ zegt moeder als ze ook vertelt over de slaapkamerdeur die zomaar open gaat terwijl het niet tocht. En over dat ene schilderijtje dat steeds weer opnieuw scheef hangt nadat zij het steeds weer recht hangt.

Ze voelt zelf ook wel eens kou langs haar arm waaien en dan lopen de rillingen over haar rug. Ze tast bij mij af of dat ook een geest kan zijn, zoals ze zelf al vermoedt.
‘Ja hoor, dat kan,’ zeg ik. ‘Die kunnen  te pas en te onpas voorbij komen waaien.’
‘He jakkes. Maar van dat schilderijtje dan? Ik heb zelf het gevoel dat mijn vader dat doet, expres.’
‘Ik van die deur ook.’
Ze kijkt me verschrikt aan, maar tegelijkertijd ook opgelucht: ‘Oh, gelukkig zeg, mijn vader vind ik niet erg. Dat mag.’
Toch is ze wel blij dat ze geen geesten ziet, zoals haar zoontje.

Een meisje van vier zegt spontaan tegen haar vader als zij achterop de fiets zit en ze voorbij een kinderkerkhof rijden: ‘Kijk papa, allemaal kindjes.’
Bij het graf van opa en oma zegt ze: ‘Dag opa en oma.’
Maar ze weet nog niet wat een graf is.

‘Maar hoe zie jij dan geesten,’ vraagt weer een moeder die zich afvraagt hoe die er dan uitzien.
‘Vluchtig, luchtig,’ zeg ik. ‘Eigenlijk net zoals ik jou nu zie, maar dan een beetje vaag of in delen. Een beetje doorzichtig.’
‘Ik maak nooit iets paranormaals mee.’
‘Dat denk je maar.’
Als we verder in gesprek raken blijkt  ze haar mening te herzien.

Mijn eigen zoon vertelde toen hij nog klein was zomaar uit het niets dat baby’s die veel huilen moeite hebben om hier op aarde te wennen, omdat ze uit een andere dimensie komen waar het heel fijn is.
‘Hoe weet je dat?’ vroeg ik hem, ik had het hem niet verteld.
‘Gewoon, omdat ik dat weet,’ was zijn antwoord, alsof het de normaalste zaak van de wereld was.

Paranormaal is zo gek nog niet. Onze kinderen vinden dat ook, totdat wij ze gaan leren dat het niet normaal is. Er zijn gradaties, en dat maakt het onderscheid, maar we hebben er allemaal een tik van mee. In andere culturen is het de normaalste zaak van de wereld.